Lawines: wat drijft ze?

2020
5
CautionSignAvalange

 

Lawines: wat drijft ze?

Een lawine meemaken kan dodelijk zijn. Maar hoe schat je het lawinerisico in? Wat zijn de drijvende krachten achter lawines? Hoe hou je rekening met het lawinerisico? Dit artikel geeft enkele eenvoudige antwoorden. Wil je meer weten, vooral dan hoe je die kennis in de praktijk brengt? Volg dan een KBFstage.

 

stop or go

De Oostenrijkse ‘Stop or Go-methode’ is voor de KBF de standaardmethode waarmee je beslist wat je kan doen in de sneeuw. Het team achter Stop or Go maakt zich sterk dat 80% (1) van de lawineslachtoffers kunnen vermeden worden als de methode correct wordt toegepast . De meeste lawines worden immers door bergsporters zelf veroorzaakt. De Oostenrijkse Alpenclub (AÖ) vat Stop or Go samen in de Duitstalige ‘Cardfolder Skitouren’ (1). Je vindt er ook het Stop or Go-kaartje in. Samen hebben ze de grootte van een visitekaartje en zijn ze makkelijk mee te nemen op tocht. Ze beschrijven kort hoe je je moet voorbereiden op een wintertoer, wat je kan doen en waar je op moet letten als je in het sneeuwlandschap bent. De Stop or Go-methode is bruikbaar voor alle alpiene wintertochten met toerski’s, splitboard of sneeuwschoenen. De methode bestaat kort samengevat uit twee ‘checks’. Bij check 1 beslis je aan de hand van het lawinerisico welke tocht je kan maken, en welke opties er zijn om uit te wijken. Bij check 2 evalueer je de lawineproblemen in het terrein. Belangrijke vragen die je bij check 2 beantwoordt: Is er verse sneeuw gevallen? Zie ik door de wind verplaatste sneeuw (driftsneeuw)? Zie ik natte of doorweekte sneeuw? En vormt die sneeuw een gevaar voor mij? Of vormen de volgende twee erg moeilijk in te schatten ‘lawineproblemen’ het risico: glijdende sneeuw (‘Gleitschnee’) of oude sneeuwlagen (‘Altschnee’)?Om de inhoud van deze samenvattende info voldoende te begrijpen, biedt de KBF lawinecursussen aan in België en in het buitenland. Theoretische achtergrond is nodig, praktijkervaring essentieel. In dit artikel, ga ik kort in op de mogelijke lawinerisico’s en hoe je er mee omgaat.

StopOrGo

 

Lawinegevarenschaal

In Europa is afgesproken om het lawinerisico op een uniforme manier weer te geven. De Europese lawinegevarenschaal gaat van 1 tot 5. Lawinegevaar 1 betekent gering lawinerisico. Lawinegevaar 5 staat voor zeer groot lawinegevaar. De lawinegevarenschaal is een exponentiële schaal. Dat wil zeggen dat het risico bij lawinegevaar 2 (matig risico) bijvoorbeeld 2 keer zo groot is dan bij lawinegevaar 1 (gering risico). Bij lawingevaar 3 (verhoogd risico) is het risico vier keer zo groot als bij lawinegevaar 1. Activiteiten plannen is het eenvoudigst bij lawinegevaar 1, 4 of 5. Tijdens lawinegevaar 1 is bijna alles mogelijk. Bij lawinegevaar 4 is erg weinig mogelijk en bij 5 blijf je veilig thuis. De moeilijkheid zit in het plannen bij matig (2) en aanzienlijk (3) lawinegevaar. Dan zijn vele tochten mogelijk, maar slechts onder bepaalde voorwaarden. Ook zijn er extra voorzorgsmaatregelen nodig. Het is dan natuurlijk belangrijk om in te schatten waar je kan komen, waar niet en wat je dan best doet. Planning vooraf is hierbij even belangrijk als het inschatten van de sneeuwsituatie ter plaatse.

Een lawinebericht, vergelijkbaar met een weerbericht, gebruikt de lawinegevarenschaal om aan te duiden wat het lawinerisico is in een bepaald gebied. In regel wordt immers van december tot april dagelijks en per regio een lawinebericht opgesteld. Voor winterbergsporters is het dagelijks uitpluizen van het lawinebericht essentieel. Lawineberichten vind je online. Je vertrekt hiervoor best op www.avalanches.org. Van daaruit klik je door naar regio waar jij gaat sneeuwsporten. Indien je niet over internet beschikt, dan kan je het lawinebericht voor enkele regio’s ook telefonisch of per sms verkrijgen.
 

LawineScholingsweekend

 

Nv1Stabiel en goed gebonden sneeuwdek.
Lawines kunnen lokaal voorkomen op extreem steile hellingen bij een grote belasting (door bergsporters).
Spontaan komen enkel kleine en middelgrote lawines voor.

   
  Wat is mogelijk?

  • Meeste tochten mogelijk. Evt. afstand houden bij extreem steile afdalingen

 

betekenisNv2Het sneeuwdek is goed gebonden, behalve op steile hellingen. Een grote belasting kan lawines uitlokken op hellingen >40°.
Zeer grote spontane lawines onwaarschijnlijk.

   

   Wat is mogelijk?

  • Plan nauwkeurig. Tochten mogelijk op hellingen <40°.
  • Letten op helling in de omgeving van je spoor (20m langs beide zijden).

 

Nv3Het sneeuwdek is op vele hellingen matig tot zwak gebonden. Een geringe belasting kan lawines losmaken, zeker op hellingen >35°.
Grote en zeer grote lawines kunnen spontaan voorkomen.

   

  Wat is mogelijk?

  • Tochten op hellingen <35°.
  • Letten op de helling van de volledige wand waar men op sneeuwschoent of skiet.
  • Voorzichtige routekeuze. Lokaal sneeuwcondities checken.

 

Nv4Het sneeuwdek is zwak gebonden. Een geringe belasting kan lawines losmaken. Spontane grote en zeer grote lawines waarschijnlijk op veel plaatsen.

   

   Wat is mogelijk?

  • Tochten niet aangeraden. Blijf op hellingen <30°.
  • Passeer niet onder steile hellingen.
  • Je kan bedolven geraken onder spontane, natuurlijk losgemaakte lawines.

 

Nv5Het sneeuwdek is zwak gebonden en instabiel. Grote en extreem grote lawines komen spontaan voor, ook op matig steil terrein.

   
     Wat is mogelijk?

  • Tochten niet aangeraden.

 

meest dodelijke lawinerisico

De meeste dodelijke slachtoffers (50%) vallen bij het ogenschijnlijk minder gevaarlijke lawinerisico 3, gevolgd door lawinegevaar 2 (30% van de slachtoffers). De site ‘avalanche.report’ geeft hiervoor de cijfers(2). Dat is enerzijds te verklaren door het vaak voorkomen van dit lawinerisico. Op gemiddeld 50% van de winterdagen komt lawinegevaar 2 voor. Lawinegevaar 3 komt gemiddeld 30% voor. Anderzijds schatten bergsporters het risico bij lawinegevaar 2 en 3 lager in. Ook belangrijk is het om te weten dat het risico bij lawinegevaar 1 weliswaar laag is, maar niet onbestaande. Ongeveer 5% van de dodelijke slachtoffers valt bij lawinegevaar 1. Plaatlawines zijn bovendien de oorzaak van 90% van de slachtoffers (3). Plaatlawines zijn lawines waarbij een vaak dikke sneeuwlaag afbreekt en als een plaat naar beneden komt. Een gladde onderliggende sneeuwlaag, de zogenoemde zwakke sneeuwlaag, werkt als een glijbaan zodra de bovenste sneeuwplaat afbreekt. Bij gevaarlijke sneeuwcondities kunnen bergsporters het labiele evenwicht verstoren en de sneeuwplaat losmaken. De bovenste sneeuwlaag breekt, en schuift over de zwakke sneeuwlaag naar beneden.

SnowyMountainDe typische sneeuwplaatlawine heeft volgens het Zwitserse onderzoeksinstituut SLF(3) een dikte van gemiddeld 0,5 m, een breedte van 50 m en lengte van 150 m. Gezien sneeuw minder weegt dan water (2 tot 10 x minder), komt met de gemiddelde plaatlawine ongeveer 375-1875 ton sneeuw naar beneden. De meest plaatlawines komen los op hellingen van 35-40° op schaduwrijke hellingen, dat zijn noord en oost gerichte hellingen.

Werner Munter beschrijft in zijn 3x3 methode dat de gladde of zwakke sneeuwlaag ontstaat door sterke vriestemperaturen. IJskristallen kunnen aan de oppervlakte of diep in het sneeuwprofiel gevormd worden. IJskristallen aan de oppervlakte worden rijm of rijp genoemd, een letterlijke vertaling van de Duitse term ‘Oberflächereif’ en soortgelijk aan het Franse ‘givre de surface’. Rijm wordt gevormd in ijskoude en wolkenloze nachten, meestal in open terrein. Sneeuw verdampt en condenseert dan terug tot ijs. Rijm vormt zich in de vorm van een scheermes. Hoe sterker en hoe langer de vriestemperatuur duurt, hoe groter de ijskristallen (in de vorm van een scheermes). Rijmkristallen kunnen tot enkele centimeters groot worden. Rijm is mooi om te zien, schitterend in de reflectie van de zon, en makkelijk te herkennen. Op zich is rijm niet gevaarlijk, maar eens bedekt door nieuwe sneeuw, vormt rijm een zwakke sneeuwlaag, een oorzaak voor plaatlawines.

Worden ijskristallen in de diepte gevormd, dan worden ze ‘bekerkristallen’ genoemd, omdat ze microscopisch de vorm van een beker hebben. De Engelse term voor bekerkristallen is ‘sugar snow’ en geeft duidelijker weer waar het over gaat: losse ijskristallen die lijken op kristalsuiker. Het Franse ‘gobelets’ en Duitse ‘Becherkristalle’ verwijzen dan weer naar de bekervorm. Andere termen zijn diepterijm of diepterijp, analoog aan ‘givre de profondeur’ en ‘Tiefenreif’. Bekerkristallen vallen gewoon uit mekaar als je ze vastneemt. Bij bekerkristallen is het temperatuurverschil tussen bodem en lucht de drijvende kracht. De bodem onder een sneeuwlaag is typisch 0°C en dus warmer dan de vriestemperatuur in de lucht. Dat temperatuursverschil zet zich door in het sneeuwdek. Sneeuwkristallen in de diepte, aan het bodemoppervlak, worden waterdamp door een proces dat noemt sublimatie. Vervolgens stijgt de waterdamp op doorheen het sneeuwdek tot de temperatuur weer laag genoeg is, en de waterdamp weer bevriest in de vorm van bekerkristallen.

Waar de sneeuw sublimeerde ontstaan ook holtes, een tweede reden voor minder stabiliteit van het sneeuwdek. Ook bestaande ijslagen, bv. ingesneeuwde rijm, groeien aan met bekerkristallen in dit proces. In de loop van de winter kunnen op verschillende dieptes bekerkristallen gevormd zijn.

Map


check 1: Hellingsgraad

In de Stop or Go-methode is de hellingsgraad een belangrijk instrument bij de routekeuze. Online hellingskaarten, waar de hellingen steiler dan 30° in kleur aangeduid zijn bovenop topokaarten, zijn daarom ook super nuttig. Websites waarop je zo’n hellingskaarten kan vinden zijn doorgaans betalend: ‘outdooractive. com’ (of het broertje ‘alpenvereinaktiv.com’) of de Zwitserse White Risk portal. Op geoportail.gouv.fr vind je de ‘cartes des pentes’ voor Frankrijk gratis. Het niveau van detail voor de hellingskaarten verschilt tussen de landen. In Duitsland, Oostenrijk en Noord-Italië is het kleinste detail 10 m, in Zwitserland is dat 2 m en in Frankrijk 5 m. Het verschil in detail in de hellingskaarten komt door het verschil in afstand tussen twee hoogtelijnen. Matig steil (<30°) wordt in het wit aangeduid, steil (30-34°) in het geel, heel steil (35-39°) in het oranje en extreem steil (>40°) in het rood. Als je je geplande tocht uitstippelt op de hellingskaart, heb je meteen een goed idee van wat mogelijk is. In de praktijk loop je natuurlijk niet op digitale sneeuw. In de realiteit moet je ook de hellingsgraad kunnen inschatten. Dat kan je meten ter plekke met je skistokken, maar bijvoorbeeld ook met de app ‘KBF-tochtplanner’.

Deze hellingsgraden komen ook voor in het lawinebericht, en in de richtlijnen van de Stop or Go-methode. Stop or Go geeft volgende richtlijnen. Witte zones zijn mogelijke bij gevarengraden 1-4. Gele zones zijn mogelijk bij lawinegevaar 1 tot en met 3. Op oranje hellingen kom je best enkel bij lawinegevaar 1 en 2. Moet je toch door een kort oranje stuk, houdt dan minimum 10 meter afstand bij het stijgen en nog meer bij het dalen. Rode zones vermijd je best. Hou er ook rekening mee dat het risicogebied vergroot naarmate het lawinerisico stijgt.

Bij lawinegevaar 2 is het voldoende te kijken naar de maximale helling op 20 meter links en 20 meter rechts van je route. Bij lawinegevaar 3 vormt de volledige helling een risico. Lawines kunnen ook boven of onder je loskomen.


Hellingsrichting of oriëntatie

In het lawinebericht wordt ook aangeduid in welke hellingsrichting, of oriëntatie, en op welke hoogte het lawinerisico groter is. De hellingsrichtingen worden aangeduid met behulp van een windroos. In het voorbeeld hieronder, zijn op de dag van het lawinebericht de hellingsrichtingen van noordwestelijk tot en met oostelijk het meest risicovol. Schaduwgerichte hellingen (N-O) zijn bijvoorbeeld gevaarlijk bij ingewaaide sneeuw en een zwakke sneeuwlaag terwijl zongerichte hellingen (Z-W) eerder problematisch zijn bij natte sneeuw en glijdende sneeuw.

Drijvende krachten (zie onderstaande overzicht) In Europa omschrijft men in het lawinebericht op een uniforme wijze typische ‘lawineproblemen’. Hierbij worden de onderstaande symbolen gebruikt. De mogelijke lawineproblemen zijn: verse (of nieuwe) sneeuw, driftsneeuw, een oude sneeuwlaag, natte sneeuw en glijdende sneeuw. Na de implementatie van deze ‘lawineproblemen’ in de lawineberichten pastte men in Stop or Go ‘Check 2’ hieraan aan. Men integreerde er de begrippen ‘oude sneeuw’ en ‘glijdende sneeuw’ in.

WindRoosFlirsch

Betekenis
 

FreshSnowVerse sneeuw: Verse sneeuw stabiliseert onder gunstige omstandigheden (rond de 0°C!) pas na 1 à 3 dagen. Gevaar: sneeuwplaatlawines en poedersneeuwlawines in heel het gebied.
Vanaf 20-30cm nieuwe sneeuw op 1 dag of nacht.

 
    Waar op letten?

  •  Het probleem ‘verse sneeuw’ (of ‘nieuwe sneeuw’) is doorgaans vrij eenvoudig te herkennen) /Recente lawines zijn vaak zichtbaar / Wacht tot de sneeuw zich zet (2 à 3 dagen) / Weinig uitwijkmogelijkheden / Vermijd grote belasting. 
  • Dus: ontlastingsafstanden en niet vallen. Vallen verhoogt de kans op het veroorzaken van een lawine.

 

DriftSneeuwDriftsneeuw: Bij sterke wind en vriestemperatuur <-8°C, kan 10cm nieuwe sneeuw al genoeg zijn voor een plaatlawine. Wind verplaatst sneeuw en zorgt voor driftsneeuw. Dit is ‘gebonden sneeuw’ en die vind je in kommen en geulen en op lijzijdes. Herkenningstekens: sneeuwoverhangen, windkolken, sneeuwduinen, whoem-geluiden, scheuren in het sneeuwdek, enz. Verstoring door bergsporters kan een plaatlawine uitlokken.

    Waar op letten?

  • Herken de locatie van driftsneeuw of ingewaaide sneeuw dankzij windtekens (sneeuwoverhang, sneeuwduinen, scheuren, …) en windrichting.
  • Ook dit probleem blijft in regel enkele dagen bestaan. Op schaduwhellingen (veel lager dan 0°C)
    zelfs veel langer dan enkele dagen.
  • Vermijd overgangen met weinig naar veel of harde naar zachte sneeuw!

 

WeakSnowZwakke sneeuwlaag: Een onderliggende sneeuwlaag laat moeilijk verbinding met bovenliggende sneeuw toe. De zogenoemd zwakke sneeuwlaag (met ‘bekerkristallen’, ‘zwemsneeuw’ of ‘rijm’) werkt als een glijbaan voor de bovenliggende sneeuw.
Het kan op grote en kleine schaal voorkomen. Treedt vaak in combinatie met andere lawineproblemen op.

    Waar op letten?

  • Meest gevaarlijke en dodelijke lawineprobleem.
  •  Lawines zijn moeilijk te voorspellen.
  • Kan weken tot maanden blijven bestaan.
  • Kan in elke windrichting of op elke oriëntatie voorkomen,
     maar toch eerder op schaduwhellingen en op van windinvloed beschutte hellingen.
  • Vermijd steile hellingen en gedraag je erg defensief!
  • Let op met overgangen van weinig naar veel sneeuw.

 

WetSnowNatte sneeuw: Regen of smeltwater sijpelt in het sneeuwdek waardoor het zijn binding verliest of waardoor een waterfilm ontstaat waarop een deel sneeuw aan het glijden gaat. Het makkelijkst te herkennen lawineprobleem.
Zorgt vaak voor spontane natte-sneeuw(plaat)lawines.

 
  Waar op letten?

  • Na een koude heldere nacht is het ’s ochtends doorgaans veiliger.
  • Terwijl een bewolkte nacht en hogere temperaturen onmiddellijk voor problemen zorgen.
  • Regen verzwakt bijna onmiddellijk een sneeuwlaag. Tijdsplanning is dus belangrijk.

 

SlipNSlideGlijdende sneeuw: Volledige sneeuwdek komt naar beneden, doorgaans op gladde ondergrond (gras of rotsen). De bodem treedt hier op als de gladde, zwakke laag. Typisch bij een erg dik, massief sneeuwdek of bij een 0°-isotherm.

 
  
  Waar op letten?

  • Moeilijk te voorspellen. Glijdbarsten zijn een teken van een mogelijke lawine.

 

CONCLUSIE

Het lawinerisico goed kunnen inschatten vraagt heel wat ervaring en inzicht in zowel de theorie als de praktijk. Essentieel hierbij zijn het correct begrijpen van het lawinebericht, het correct toepassen van een strategie zoals Stop or Go en continue evaluatie in het terrein. De KBF biedt cursussen in België en stages in de bergen aan om beter en veiliger te leren omgaan met lawinegevaar. Als je zelfstandig in de winter de bergen in wil gaan, is het absoluut noodzakelijk om voldoende inzicht in lawinekunde én ervaring op het terrein te hebben.

Bron: www.avalanches.org

Voetnoten
(1) 'Stop or Go Cardfolder 2019: 'https://www.alpenverein.at/portal_ wAssets/docs/bergsport/sicheramberg/cardfolder/2019/Skitouren- CF-2019-20.pdf'
(2) https://avalanche.report/education/dangerscale
(3) https://www.slf.ch/de/lawinen/lawinenkunde-und-praevention/ lawinenarten.html

 

Tekst Jan Cools

Meer bergsport-nieuws lezen? Vind de volledige vijfde editie van Monte online!