Bevers
Foto: Jean Beaufort (© Public Domain)
Bevers zijn terug van weggeweest. Tot tien jaar geleden moest je op safari gaan om bevers op speciale plekken aan de Ourthe te zien. Nu zie je hun burchten en dammen overal in de Ardennen. De bever zelf is moeilijker te spotten. Wallonië telt nu ongeveer duizend bevers, verspreid over tweehonderdvijftig territoria.
De jacht op bevers
De laatste bever stierf in België in 1848. Ook in de rest van Europa werd stevig gejaagd op bevers. Begin 20ste eeuw leefden er nog amper twaalfhonderd bevers in heel Europa en Azië samen. Sinds begin deze eeuw is de bever bezig aan een opmars. In de meeste landen waar de bever was uitgestorven, is hij terug geïntroduceerd. Eind jaren negentig droomden enkele natuurliefhebbers er van om terug bevers in België te hebben. Tussen 1998-2000 namen ze actie en gingen op zoek naar bevers in het Elbe gebied in Beieren (Duitsland). De gevangen bevers lieten ze terug vrij in Noord-Frankrijk, in het brongebied van de Ourthe. Van daaruit kon de bever aan zijn opmars in België beginnen. Met die actie was niet iedereen gelukkig en het was bovendien illegaal. Bevers, als bedreigde diersoort, mogen zonder vergunning niet gevangen worden. Ook herintroductie in België was verboden. Daarom werd de bever stroomopwaarts in Frankrijk uitgezet. Zo konden ze zelf de Belgische grens overzwemmen. Tien jaar geleden werd dit kunstje opnieuw gedaan. Bevers werden ook in het Dijle gebied uitgezet. Bevers zijn beschermd in Europa, er mag dus niet op gejaagd worden. Sommige slachtoffers van beverschade zien dit wel zitten. De rattenvangers in dienst van de overheid laten de bever ook met rust. Zij jagen enkel op de kleinere neefjes: de beverrat en de muskusrat. En dan is er nog de Amerikaanse bever, die hier niet welkom is. Europa beschermt enkel, rara, de Europese bever.
Historisch gezien werd op bevers gejaagd voor hun bont, vlees en bevergeil. Bever vlees was speciaal. Het vlees van dit waterdier werd door de kerk aanzien als vis en mocht dus gegeten worden op vrijdag, de dag die door de Kerk werd uitgeroepen als vleesloze dag. Bevergeil of castoreum is een olie-achtige substantie die bevers gebruiken om hun vacht waterdicht te maken en om hun territorium af te bakenen. Als grootste Europese knaagdier heb je bovendien niet veel bevers nodig voor een bontjas. Bevergeil had ook commerciële waarde als parfum en medicijn. Het bevergeil werkte als medicijn. Het bevat de stof salicylzuur, de werkzame stof van aspirine.
Bevers, de ingenieurs van de natuur
Bevers staan bekend om boomstammen om te knagen, in de vorm van een potloodpunt. Een bever kan vijftig bomen per jaar vellen, voornamelijk in de herfst. Meestal worden bomen tot twintig centimeter diameter geveld, en dat in minder dan vijf minuten. Dikkere stammen, tot zeventig cm, kunnen ze ook aan. Daar hebben ze dan wel dagen voor nodig met meerdere bevers. Voor dikkere stammen wordt eerst een zandloper vormige inkeping gemaakt. De wind zorgt ervoor dat de boom neer gaat. Het eindresultaat is de bekend: een stam die afknapt in de vorm van een potlood. Bevers zijn vooral actief met knagen in de herfst. Ze leggen dan een voedselreserve aan voor de winter. In tegenstelling tot andere knaagdieren houden ze geen winterslaap. Stammen en twijgen worden onder water in de modder verankerd. Zo kan hij er ook aan als het water is dichtgevroren.
De bast, twijgjes en de blaadjes eten ze op. Met het resthout dammen ze de rivier af en bouwen ze hun huis, de zogenoemde burcht, te midden van het water. Een dam bouwt de bever om ervoor te zorgen dat het waterpeil hoog genoeg staat. Een bever heeft minstens een waterdiepte van vijftig cm nodig om vrij te kunnen zwemmen, maar ook om de toegang tot zijn burcht onzichtbaar onder water te maken. Als die diepte er niet is, maakt hij een dam. Achter de dam ontstaat dan een meer, met de nodige diepte. In het midden van het meer bouwt de bever zijn burcht. De ingangen bevinden zich altijd onder water. Is het water wel diep genoeg, zoals bijvoorbeeld in de Dijle, dan bouwt hij geen burcht, en maakt hij zijn hol in de oever, onder water. De ingang van de burcht ligt onder water om vijanden weg te houden. De woonkamer van de burcht is wel droog. De binnenkant is ingesmeerd met modder en leem om water- en winddicht te maken. Met zijn voorpoten brengt hij modder en leem aan, met zijn staart drukt hij alles aan. Een burcht bestaat uit twee kamers. Ze komen binnen via de natte kamer. Daar schudden ze zich uit, en maken zich schoon. De natte kamer is verbonden met de eigenlijke woonkamer, die droog blijft. De woonkamer zelf ligt trouwens op zo’n twintig cm boven de waterspiegel. Een gemiddelde burcht is drie meter hoog. In een beverburcht woont één gezin van vier à tien bevers. Dat zijn de ouders met de kleine bevers van dit jaar en het jaar ervoor. In het derde jaar gaan de oudste kinderen hun eigen weg. Vaak bouwen ze stroomopwaarts hun eigen dam en burcht.
Het liefst knagen ze aan wilg en populier, voor hen zachte en lekkere boomsoorten. Maar zo kieskeurig zijn ze niet, ze kiezen het liefst bomen die dicht bij het water staan. En dat zijn in de Ardennen vaak naaldbomen. Bevers eten trouwens ook kruiden, bloemen en grassen. Zelfs brandnetel staat op zijn menu. In tegenstelling tot de otter, waar hij wel wat op lijkt, eet hij geen vis. Een bever eet zoals een konijn, ook zijn uitwerpselen op. Hiermee wil hij de achtergebleven voedingsstoffen opnemen. Een bever heeft twee types uitwerpselen: groen en vochtig, en bruin en droog. Het is enkel het groene dat hij terug opeet.
Bevers zijn echte ingenieurs. Op traag stromend water is de dam een rechte lijn, terwijl een dam op snel stromend water eerder gekromd is, om beter de kracht van het water te kunnen opvangen. Bevers hebben ook de gewoonte om gebreken zo snel mogelijk te herstellen. Kwade boeren die een dam (deels) stuk maken zien dat hun werk vaak teniet wordt gedaan. De bever heeft een dam snel hersteld, of elders opnieuw opgebouwd.
Typisch bever
Een bever herken je makkelijk aan zijn platte geschubde staart. Daarnaast heeft hij krachtige oranje snijtanden en handige poten. Die staart heeft verschillende functies. Hij doet dienst als roer bij het zwemmen, is comfortabel als zitkussen en een werktuig waarmee hij de modder op de burcht en de dam aandrukt. De staart regelt ook zijn temperatuur, vooral als het te warm is.
Met hun oranje snijtanden kunnen ze hout van alle dikte doorknagen. De beschermende glazuurlaag geeft de snijtanden de typische oranje kleur. De tanden blijven trouwens zijn hele leven lang doorgroeien, net zo snel om de slijtage door het knagen te compenseren. De snijtanden zijn ook erg praktisch gebouwd, hij kan hout knagen met zijn mond toe. Zo krijgt hij geen houtsplinters binnen.
Een bever is verder heel handig met zijn voorpoten. Hij kan een twijg ter grootte van een potlood vlot ronddraaien terwijl hij de bast er vanaf eet. De voorpoten worden ook gebruikt om modder en stenen te verplaatsen. Tussen de tenen van de achterpoten zitten zwemvliezen.
Ook aan de zintuigen zie je dat de bever goed aangepast is aan leven in het water. Bevers kunnen sneller zwemmen dan de mens en zien beter onder water. Ze hebben een doorzichtig ooglid dat er voor zorgt dat hij zijn ogen onder water kan openhouden. Bevers kunnen tot twintig minuten lang hun adem inhouden, hij doet dit enkel in geval van gevaar. Op het land sleept hij zich wat voort, in bever gebied zie je vaak een breed modderspoor.
De bever kan bijna volledig onder water zijn maar toch nog de ogen, oren en neus boven water hebben. Zo kan hij zijn vijanden op het land observeren terwijl hijzelf grotendeels onzichtbaar is. Dat is trouwens een verschil met de muskusrat en beverrat. Die zijn zowiezo kleiner, maar liggen ook een pak hoger in het water. Een beverrat en muskusrat zie je makkelijk zwemmen, terwijl dat bij een bever een pak moeilijker is. Om bevers te spotten heb je veel geduld nodig, het zijn heel schuwe dieren. Het zijn eigenlijk dagdieren, maar hebben hun gedrag aangepast door de aanwezigheid van de mens. Ze zijn bij ons vooral ‘s nachts en in de vroege morgen actief.
Bevers zijn goed voor de natuur
Bevers creëren niet enkel voor zichzelf een goede woonomgeving. Ook andere dieren zoals libellen, kikkers en salamanders varen wel bij de vernatting door bevers. De extra biodiversiteit trekt op zijn beurt zwarte ooievaars en kiekendieven aan. Het voornaamste voordeel voor de natuur is dat bevers met hun dammen wetlands doen ontstaan. Wetlands zijn natuurlijke moerasgebieden die onder druk van bebouwing, land- en bosbouw grotendeels zijn verdwenen. Bevers nemen eigenlijk een beetje werk van de overheid over, want die hoort ook drooggevallen wetlands te herstellen. Daarnaast zorgen bevers voor natuurlijke herbebossing. Soorten die niet tegen natuurlijke overstroming kunnen, zoals naaldhout verdwijnen ten voordele van wilgen en populieren.
Bevers zijn van nature goed in waterbeheer. Hun werk vermindert schade van zowel overstromingen als droogte. Hun dammetjes zorgen voor meer infiltratie, en vertragen ook het wegstromen van water. Overtollig water bij hevige neerslag wordt zo in de bevermeren vastgehouden en schade benedenstrooms wordt vermeden. De infiltratie naar het grondwater zorgt voor een extra reserve in geval van droogte. Daarnaast helpen bevers ook om waterkwaliteit te verbeteren. Het vertragen en vasthouden van water achter hun dammen verhoogt het zelfreinigend vermogen van rivieren.
Beverschade
Heel wat landeigenaars, waaronder boeren, klagen over de schade die veroorzaakt is door bevers. Bomen sneuvelen, land komt onder water te staan. Bevers durven ook wel van granen, maïs en bieten te snoepen. Sommige stellen daarom dat, gezien de schade, uitzonderlijk op bevers moet kunnen gejaagd worden. Natagora, de Waalse tegenhanger van Natuurpunt stelt dat schade aan landbouwgewassen in Wallonië eerder marginaal is, en zowiezo veel lager dan de schade door wilde zwijnen. De vele voordelen van bevers voor de natuur, en de ervaring dat het vernietigen van dammen, burchten, of bevers zelf, onvoldoende werkt om beverschade tegen te gaan, meent Natagora dat het onredelijk is om een uitzondering toe te staan om op bevers te jagen.
Er bestaan simpele voorzorgsmaatregelen om beverschade te voorkomen. Bevers zijn bovendien meesters in het herstellen van schade aan hun burcht of dam. Jonge bevers zullen bovendien geneigd zijn aanlokkelijke sites opnieuw te bevolken, en dus opnieuw onder water te zetten. Een beboste corridor van tien meter langs de waterloop natuur laten, biedt voldoende voedsel voor bevers en vermijdt grotendeels de schade. Is dit niet mogelijk dan kan kippengaas of een afstotende coating aangebracht worden aan bomen, die niet mogen afgeknaagd worden. Een geëlektrificeerde afrastering rond het domein is een andere oplossing om bevers op afstand te houden. Als oplossing voor overstromingen, kan een schuin aflopende PVC buis worden aangebracht waar nodig. De mond van de PVC buis moet wel afgeschermd worden met een metalen kooi, om hardwerkende bevers te slim af te zijn.
Conclusie
Bevers zelf zijn moeilijk te spotten, maar hun sporen zijn vaak heel duidelijk in het landschap aanwezig: dammen, burchten en afgeknaagde bomen. Bevers zijn echte ingenieurs en landschapsarchitecten. Ze creëren niet alleen voor zichzelf een goede leefomgeving, maar ook voor andere dieren. Bevers zijn verspreid over de Ardennen. Hun sporen zijn het spectaculairst op kleine riviertjes waar de waterstand normaal gezien niet zo hoog is. Voor hun overleven leggen bevers daar dammen en burchten aan. Zo ontstaan bever meren, waarin het water hoog staat.
Tekst: Jan Cools