NATIONAAL PARK ADAMELLO-BRENTA
NATIONAAL PARK ADAMELLO-BRENTA
Een bijzondere huttentocht
Het natuurpark Adamello-Brenta is het grootste beschermde gebied in de provincie Trentino. Het nationaal park omvat de Adamello-, Presanella- en Brentaketen, en is sinds 1967 beschermd natuurgebied. Men vindt hier het typische landschap van de centraal-zuidelijke Alpen: sparren-, beuken- en lariksbossen; bloemen- en alpenweiden; veenmoerassen, rivieren en rotspaden en gletsjers.
Het gebied heeft een unieke geologische diversiteit, in het oosten de Brenta Dolomieten en in het westen het Adamello-Presanellamassief, bestaande uit graniet. Het natuurpark omvat tal van ongerepte valleien met elk een eigen karakter en uniek landschap. Flora en fauna zijn er rijkelijk vertegenwoordigd. Hier leeft de bruine beer: hij werd in 1996 door het Life Ursus -project in zijn oorspronkelijke habitat teruggezet. Men vindt er ook talrijke sporen van de eerste wereldoorlog. De Brenta Dolomieten zijn een geliefd oord, in de zomer voor de fameuze via ferrata’s - zoals de Bocchetes - en in de winter vooral voor Madonna di Campiglio, een mondain skioord.
Verkenning van het gebied
Zomer 2019 gaan we op verkenning. Via de Passo delle Tonale rijden we naar Temù en de parking van Malga Caldea op 1584m. De weg is niet wat we ervan verwacht hadden: eigenlijk moet je hier een 4x4 hebben. Ook de tocht naar de eerste hut, rifugio Garibaldi, valt tegen, zowel wat het landschap (een oude mijn en stuwmeer) als het weer betreft (we komen doorweekt aan). De volgende dagen krijgen we meer regen en een niet zo aangename ervaring: in de Prudenzinihut (CAI Lombardije) vinden we bedwantsen.
Wanneer we op weg zijn naar het hoogtepunt van de tocht, de overschrijding van de Conca delle Levada en de Lobbiagletsjer moeten we omwille van een verschrikkelijk onweer rechtsomkeer maken. We moeten via een alternatieve weg terug naar de auto. De huttenwirt van Val di Fumo zorgt voor een taxi die ons bij het einde van het pad zal opwachten (in het hele gebied heb je zelden GSM-bereik). De taximan is zo vriendelijk om thuis van auto te wisselen zodat hij ons met een 4x4 tot bij onze auto kan brengen.
Een leerrijke week: de huttentocht die we hadden gepland van noord naar zuidoost is niet zo interessant. Voor de begeleide tocht, die we in 2021 organiseren, bewandelen we beter andere wegen.
Een huttentocht langs Adamello en Presanella
Eind augustus 2021: afspraak met de groep in Vermiglio. We zetten de auto’s in Masi Stavèl naar waar we op het einde van de week zullen afdalen. We zijn met zijn achten, een taxi brengt ons naar Val di Borzago. We passeren Madonna di Campiglio, links het indrukwekkende Brentamassief, rechts het Adamellopark. Vanuit Spiazzo vertrekt een smalle, steile weg naar het einde van de Borzagovallei. De chauffeur is hier nog nooit geweest, om sommige bochten te nemen moet hij even achteruit rijden. Volgens de kaart is er een parking op 1250m, we stoppen aan een café met parking omdat we niet zeker zijn dat de taxi tot het eindpunt zal geraken, daardoor moeten we de eerste dag meer stijgen, namelijk 1400m.
Vanaf de eigenlijke parking wandelen we langs het oude muilezelpad, door het bos langzaam naar boven. We passeren de Malga di Coel di Pelugo (almhut) op 1440m, van waaruit de kabelbaan naar de rifugio Carè Alto (2459m) vertrekt. De sentiero 213 brengt ons in een majestueus circus omringd door wild begroeide muren en steile bergkammen. Het pad wordt steiler en wanneer we de brug oversteken gaan we links op de ‘sentiero naturalistico’, richting Malga Zucal (1507m). Voorbij de bocht komt een vos piepen. We bereiken de flank waar de immense oostelijke kam van de Carè Alto begint. We ronden deze kam met zicht op de groene Concavallei en klimmen gestaag tot in de hut. Het laatste kwartier hebben we regen maar in de hut is een droogkamer. Het is er net alsof je een sauna binnenstapt.
De hut ligt ideaal, zowel voor klimmers als voor wandelaars. Er zijn verschillende klimroutes op de Carè Alto (3463m). Wandelaars kunnen de sporen van de eerste wereldoorlog volgen, en een bezoek brengen aan een Oostenrijks kanon en een tunnel. De hut wordt opengehouden door studenten die meer aandacht hebben voor hun smartphone dan voor hun gasten. Het is er rustig, naast onze groep zijn er nog twee mannen.
Rifugio Carè Alto 2459m – Rifugio Val di Fumo 1905m
Dit is een interessante route die twee valleien doorkruist en die reeds in de oudheid gebruikt werd door herders die onder de imposante zuidwand van de Carè Alto passeerden. We volgen de Sentiero 222 tot de Bocca di Conca (2674m) in de Dossonvallei en stijgen verder naar de Passo delle Vacche (2872m). Het pad loopt over grote rotsblokken. Op dergelijk terrein gaat het stijgen makkelijker dan het dalen, en sommigen hebben een handje nodig. Verderop daalt het pad steil door struiken, rotsen en gras tot bij de rivier. Het begint te regenen, waardoor het pad slijk en glibberig wordt. Ook hier doet een helpende hand wonderen. Langzaam bereiken we de rifugio Val di Fumo.
De hut ligt in de gelijknamige vallei aan de Chieserivier, die bij onweer van zacht kabbelend in een vrij wilde stroom kan veranderen. Ook hier zijn weinig gasten, we worden culinair verwend.
Rifugio Val di Fumo 1905m –
Rifugio Ai Caduti dell’Adamello 3040m
Een roemruchte muur.
De op een na langste etappe van deze week. Een lange aanloop met op het einde een steile rotspassage en een traversé over de Lobbiagletsjer. We volgen de Chieserivier noordwaarts, de eerste kilometers langs de rechteroever door weiden en struiken. Daarna langs de linkeroever over rotsblokken tot we aan de ‘muur’ komen die ons naar de Lobbiagletsjer en de Val di Fumo-pas (2980m) leidt.
Onderweg passeert er een kudde steenbokken. Aan de voet van de wand eten en drinken we iets en starten we de beklimming met
goede moed.
Een tweedegraadsbeklimming met af en toe gezekerde passages. De niet-klimmers hebben geregeld een duwtje nodig. Het is twee uur eer we aan de voet van de gletsjer staan. Ik neem het “trage” cordée voor mijn rekening. We stijgen noordwestwaarts tot de Passo della Lobbia Alta (3017m). Het traverseren van de gletsjer is niet moeilijk, het is een open vlakke gletsjer, maar stijgijzers en gordel zijn noodzakelijk. De gletsjer is zodanig gekrompen dat we tweemaal over rotsen moeten klimmen en telkens stijgijzers aan en uit moeten doen.
Het is zeven uur wanneer we het altaar, voor het bezoek van de paus gebouwd in 2014, bereiken. Trappen leiden ons naar de hut, in een majestueus rots- en ijslandschap tussen de Mandrone- en de Lobbiagletsjer. Vanuit deze hut beklimt men de Adamello (3539m),
ook in de winter, maar dan op toerski's.
Rifugio Ai Caduti dell’Adamello 3040m –
Rifugio Città di Trento al Mandrone 2449m
Hout, ijzer, obussen …
De afdaling van de Mandronegletsjer start onder de hut, rechts aan de rand van een enorme zwarte vlek. Het zijn overblijfselen van de eerste wereldoorlog. Een oudijzerventer zou hier zeker graag langskomen, terwijl je met het afvalhout een compleet chalet zou kunnen bouwen. Naar het einde toe wordt de afdaling steiler, maar iedereen komt veilig op de rotsen. Na weer een rotspassage wacht ons het laatste deel van de gletsjer. Hier moeten we zigzaggen tussen enorme spleten en gaten. Een wetenschappelijk team is aan het opmeten. De gletsjer eindigt in een groot meer, aan de rand liggen rotsen die afgesleten zijn. Om het pad veilig te kunnen bereiken moeten we een stukje zekeren. We picknicken uit de wind, aan een groen met bloemen begroeid veld.
De Mandronehut wordt gerenoveerd, arbeiders komen met de helikopter aangevlogen, werken twee weken en worden dan teruggevlogen. Naast de hut is er een glaciologisch centrum en een oud kerkje.
Rifugio Mandrone 2449m –
Rifugio Stavèl Francesco Denza 2298m
Tochtplannen wijzigen
We zouden de ‘sentiero glaciologico Marchetti’ en de ‘sentiero alpinistico Migotti’ volgen. Als staptijd geeft men zeven uur, maar met deze groep worden het er vermoedelijk twaalf. Daarenboven moeten we op het einde de Cercenpas (3022m) oversteken en de Presanellagletsjer traverseren. De huttenwirt raadt ons aan via de Passo delle Tonale te gaan.
Langs een mooi, gemakkelijk rotspad bereiken we de Presenapas (3000m) met een schitterend zicht op de gletsjers van de voorbije dagen. We nemen de lift naar de Passo delle Tonal (1800m). Boven aan de lift zijn bulldozers druk bezig de resterende gletsjer met wit plastic te bedekken. Beneden mogen we stijgijzers, gordel, piolet en touw achterlaten zodat we de etappe naar de Denzahut via het dorp en het bos ‘lichtgewicht’ kunnen aanvatten. Een gezellige maar rumoerige hut, een groep Slovenen is al behoorlijk aangeschoten. Zij moeten om vier uur opstaan voor de normaalroute van de Presanella (3558m). Wij krijgen twee ruime kamers, weg van de lawaaierige bende.
Rifugio Stavèl Denza 2298m – Stavèl 1230m
Er rest ons enkel de imposante rots- en sneeuwwereld van de Presanella te verlaten en via bos en weiden terug naar de auto’s te wandelen.
Een allesvullende week in een prachtig natuurgebied met heel veel mogelijkheden. In het ‘Parco naturale’ Adamello – Brenta – Presanella kan je meerdere weken onderweg zijn. Van zuid naar noord en van oost naar west vindt men vele hutten en verscheidene wegen.
Praktisch
Albergo Alpino info@albergoalpino.org: ons afspraakhotel in de buurt van Passo delle Tonale.
Vanuit Antwerpen 1100 km. Via Zwitserland (vignet) of via Duitsland, Oostenrijk (vignet) en Brennerpas
(tol). Ook op de Italiaanse snelwegen moet je betalen.
Kaarten: Tabaco 052 Adamello/Presanella 1:25000 en Kompass Adamello/La Presanella 1:50000
Alle hutten werden vooraf via mail gereserveerd, enkel in Caré Alto moesten we een voorschot betalen.