24 hours on expedition in Kyrgystan
24 HOURS ON EXPEDITION IN KYRGYSTAN
Als afsluiting van het Mount Coach-traject trokken we met Mount Coach 8 op expeditie. Met zijn zevenen: Sam Van Brempt samen met de volledige MC8 lichting: Pieter, Ellen, Brecht, Simon, Tobias en Bavo, trekken we naar de uithoek van Kirgizië tot tegen de Chinese grens. We nemen je mee voor 24u door de ogen van Pieter tijdens de top poging van de Chon-Turasu…
3u. De aanwakkerende wind doet het tentzeil hevig flapperen. Door mijn donzen omhulsel en de lagen fleece heen word ik wakker van het lawaai. Ik maak me nog geen zorgen om de stevigheid van onze tent, maar wat is de kans dat een hevige windstoot een van de ijsbijlen waarmee we de stormkoorden bevestigden losrukt? Terwijl ik mijmer over hoe een tandarts thuis zou reageren op een verhaal over een midnachtelijke ijsbijl die een mondelijke ravage aanricht dommel ik terug in slaap. Gisteren was een zware dag. Vanuit ons basiskamp op 3400 meter, stegen we de Chon-Turasu vallei in. Met zware zakken gepakt met tenten, vuurtjes en proviand werkten we onze weg omhoog door een 500 meter lang ijsveld van 60°-70°. Een korte sneeuwgraat leidde ons vervolgens tot een zadel op 5100 meter, aan de voet van de noordwestgraat van de Chon-Turasu. Hier stelden we onze tenten op. Van hieruit resten ons nog slechts 650 hoogtemeters tot de 5729 meter hoge top. 6u. De wekker gaat. Ik weet wat me te wachten staat, maar stel het uit. Het eerste licht komt afgezwakt door het tentzeil. In alpine termen is dit een royaal late start. Bijna ‘grasse matinée’ zelfs. Ik twijfel om op te staan. De wind die gisterenavond al fel was, is in kracht toegenomen doorheen de nacht. Niet echt ideaal om op een geëxposeerde graat te gaan vertoeven. Ik rits het tentzeil een stukje open en steek mijn hoofd naar buiten. “Mannen! Wat denken jullie?” De een slaapt nog, de ander zit gehurkt achter de tent. De derde deelt mijn twijfels. We besluiten ten slotte dat het geen doen is in deze wind om te gaan klimmen. We wachten af of de zonsopgang de hemelgemoederen kan bedaren.
8u. De wind zwakt af. Nog niet wat we ‘grand beau’ zouden noemen, maar wel doenbaar. We hebben een dag marge, maar we besluiten dat het verstandig lijkt om minstens de moeilijke passage tot op de eigenlijke graat al eens te verkennen. Terwijl we ons klaarmaken wordt er weinig gesproken. We zijn geconcentreerd, maar de wind en de kou maken het communiceren ook gewoon lastig.
10u. Ik ben blij twee cams in een barst tegen te komen wanneer ik het hoekje om klim. Een relais op betrouwbare tussenzekeringen is welkom na het mixed terrein met spaarzame plaatsingen van zonet. De cruxpassage van de beklimming lijkt nu voorbij te zijn. Een viertal touwlengtes brachten ons tot op de graat. Een sneeuwlaag van zo’n dertig centimeter hield het terrein in de wand verborgen. Iedere stijgijzerplaatsing of bijlslag diende als tactiele peiling naar wat er onder de witte pel verborgen lag. Soms trapten we op goed ijs. Af en toe ging een bijldoorn prettig diep de bevroren massa in.
Maar even vaak botste deze terug en gingen we krabbend op zoek naar een putje of barst waar we greep in hadden. Het klimmen was niet zozeer fysiek of technisch erg moeilijk, maar vergde wel totale aandacht. Gelukkig voelden we ons mentaal sterk. Door onze late start was iedereen goed uitgerust. Ik zie opluchting op Sam’s gezicht. We zijn akkoord dat we nu moeten doorzetten naar de top.
We hebben geen zin dit deel af te dalen, laat staan het morgen nog eens opnieuw te doen. We hopen dat het weer goed genoeg zal blijven. 11u. Voor de graat ons loslaat en baan ruimt voor een steil sneeuwveld van zo’n 200 meter worden we nog op de proef gesteld. Een kleine rotstoren bewaakt de doorgang. Ik zie een mogelijkheid eronderdoor, maar die leidt over een grindpad dat iemand 80° gekanteld heeft, boven een leegte die ik liever niet zou induiken. Sam maakt snel korte metten met de lastige passage. Het voordeel van brokkelig gesteente is dat voetsteunen makkelijk gefabriceerd kunnen worden. Telt dit nog als vrij klimmen? We bekommeren ons niet om de klimethische krijtlijnen.
Links van ons komt nu zo’n tien kilometer verder en tweeduizend meter lager ons basiskamp in zicht. Ik moet grinniken als ik er aan denk hoeveel moeite het ons heeft gekost om het daar te krijgen. De tien kilometerlange vallei waar we een kleine week ladingen omhoog droegen lijkt plots heel klein. Ook ons hoog kamp op het zadel zien we vanaf hier staan. Onze tenten en bivakmateriaal lieten we daar achter om sneller en lichter te zijn. Later zullen we op deze plek de noordwand in duiken om langs een ijsgeul af te dalen. Zo hoeven we de ietwat delicate graat die we zonet achter ons lieten niet af te klimmen, maar zullen we kunnen vertrouwen op onze touwen en rappeltoestellen om ons veilig beneden te krijgen.
12u. De sneeuw ligt in een dik pak tegen de wand. De wind waarvan we hoopten dat die in de loop van de dag zou afnemen blaast hier onvermoeibaar op ons in. Nieuwe opgewaaide sneeuw waait rond onze oren. We zien duidelijk het begin van de topgraat boven ons. De moeilijkste passages zijn achter ons, maar onze voortgang is moeizaam. Sam en ik klimmen voorop, hij op kop. Ik zie hem zwoegen om het spoor te trekken, waarbij hij dikwijls half in de sneeuw verdwijnt. Met zijn ijsbijl graaft hij de sneeuw weg om stevig ijs te vinden om een ijsschroef te plaatsen. Dikwijls zie ik hem tot zijn schouder in zo’n gat verdwijnen voor hij voldoende goed ijs vindt.
16u. Ook dit steile sneeuwveld laat ons niet zomaar uit z’n greep. Een kort verticaal stuk ijs is zo dik bepakt in sneeuw dat we er maar overheen geraken door als het ware een schoorsteen door de sneeuw te graven. Wanneer dit achter de rug is hebben we het gevoel een smaakje te hebben gekregen van de beroemde tunnels op de sneeuwtop van Cerro Torre in Patagonië. We bevinden ons nu op slechts 50 meter van de topgraat, die daarna over 150 hoogtemeters tot de top leidt. Niks lijkt ons nog te kunnen tegenhouden. Maar de voorspelde lichte neerslag in de namiddag die we hoopten voor te blijven daalt nu op ons neer. Of beter: blaast ons hevig rond de oren. Onze zichtbaarheid is fel verminderd en de temperatuur zakt. Ik zeg tegen Simon, die op de relais aankomt: “we moeten niet meer bang zijn dat er slecht weer aankomt. Erger dan dit kan het niet meer worden”. We overleggen wat te doen. De weersomstandigheden neigen naar het soort ‘beter omkeren voor er accidenten gebeuren’. Maar we hebben perfect zicht gekregen op ons traject tot de top. Zelfs in deze omstandigheden kunnen de laatste meters geen enkel probleem meer zijn. De zichtbaarheid is niet top, maar niet problematisch. Wind was er al de hele dag en die neemt niet toe. We raken akkoord dat het de moeite is om nog tot de top door te zetten. Het is immers onze laatste beklimming en na twee pogingen op ons groot doel, de Pik Dankova (5982m), waarbij we ei zo na op de top stonden willen we deze top echt graag in de wacht slepen. We bereiden ons mentaal voor op een lange afdaling en mogelijks wat kou, maar zijn overtuigd van onze beslissing.
16u30. Als om onze keuze te bevestigen klaart de hemel plotsklaps open. We hebben een ongelooflijk zicht tot helemaal in het westen van de Kokshaal-Too keten. De Kyzyl-Asker is zichtbaar vele kilometers verder. Zuidelijker zien we nog wel wat wolken. Noordwestelijk, waar de wind vandaan komt, is de hemel open zonder een vuiltje aan de hemel. Onze eerdere bekommernissen om het weer verdwijnen als sneeuw voor de zon.
18u30. Elke goede ervaring in de bergen is er een met een valse top. Ook in Kirgizië. Gelukkig is het nauwelijks verder tot de echte top. We vieren kort onze beklimming met gedroogd fruit en noten die we in Bishkek op de kleurrijke Osh Bazaar markt kochten. Het uitzicht is ongelooflijk. We zien ons basiskamp in het noorden. Pik Dankova in het zuiden, met daarachter China. De Chinese bergen sluieren zich in wolken, de Gobiwoestijn blijft voor ons verborgen. In het zuidoosten zien we de Pik Alpinist, waar onze vrienden Tobias en Bavo een poging op wagen. Een fantastisch puntige berg die uitsteekt in het landschap omwille van zijn esthetische kwaliteiten, maar zich verre van gemakkelijk laat temmen. Iedere flank is steil.
19u. We talmen niet te lang. Het is te koud en we zijn veel later dan verwacht om hier lang rond te hangen. We dalen vlot de topgraat af. Dankzij Sams eerdere graafwerk weten we waar de goeie stukken ijs zitten om rappelstanden in te installeren. We hebben een vijftal rappels te doen tot we de ijsgeul in de noordwand in kunnen duiken. Daar zullen we beschut zijn voor de wind. Ik rappel als laatste. Terwijl ik mijn vrienden zie afdalen geniet ik van een momentje alleen aan de relais. De zon begint onder te gaan en werpt prachtige kleuren over het landschap. Een gevoel van tevredenheid en voldaanheid overheerst me. Na vier weken expeditie in de totale wildernis kijk ik ernaar uit binnenkort naar huis te kunnen gaan. Maar de afdaling is nog lang… 20u. Eindelijk dalen we de noordwand in, over de rand van de graat en uit de wind. Een heerlijke stilte overvalt ons. Het is nog steeds koud, maar het snijdende kantje valt nu weg. Sam rappelt op kop om met behulp van een lange ijsschroef de Abalakov’s te maken: twee schuin ingeboorde gaten sluiten achter in het ijs op mekaar aan. Hier friemelen we onze touwen door, waardoor we zuiver op de stevigheid van het ijs kunnen afdalen.
22u. De ijscouloir is lang. In het pikkedonker zien we enkel de lichtjes van onze hoofdlampen. Bij iedere rappel zie ik nooit verder dan een hoofdlamp 60 meter onder mij. Ik heb geen idee hoe ver het nog is tot we op begane grond staan. Ver weg zie ik één enkel lichtje in een zee van duisternis. Hoe uitzonderlijk is het om op 5000 meter, in het pikkedonker maar één enkel lichtje te zien? Dit toont hoe ver van de beschaving we ons bevinden.
2u. We trekken onze touwen een laatste maal naar beneden. Een goeie vijftien rappels hadden we nodig om het ijscouloir af te dalen. Maar we zijn nog niet aan onze tenten. We moeten een driehonderdtal meters opnieuw omhoog klimmen in een sneeuwramp. We zijn echter blij terug in beweging te kunnen schieten om de kou uit ons lijf te krijgen.
3u. Eindelijk komen we terug op het zadel aan en kunnen we onze tent in kruipen. Moe en voldaan zijn we blij via de satelliettelefoon te vernemen dat Tobias en Bavo veilig hun beklimming succesvol hebben kunnen afronden. Proficiat! Morgen plannen we opnieuw ‘grasse matinée’, om dan af te dalen tot 4400 meter. Daar zullen we opnieuw bivakkeren. Dan dalen we af tot 3000 meter, langs ons inmiddels opgeruimde basiskamp, tot de rendez-vous plek waar onze chauffeurs ons met jeeps zullen opwachten. Zij zullen ons in twee dagen naar Bishkek brengen. Ik val meteen in slaap en droom over de cheesecake die ze in de koffiebar naast ons hostel serveren.